Gelukkig is het niet druk in de slijterij. Haastig zoekt ze naar een fles goedkope whisky. Nu snel afrekenen. Er is één klant voor haar. Op de toonbank prijkt een rieten mand; daarnaast staan flessen van verschillend formaat. Tergend langzaam pakt de verkoper ze in en voorziet ze van een gouden lint.
‘Kunt u er een papiertje omdoen?’ vraagt ze, als ze aan de beurt is.
‘Cadeauverpakking?’
‘Dat hoeft niet, een papiertje ter bescherming.’
‘Ah, een schaampapiertje.’
Vragend kijkt ze hem aan.
‘Zo noemden wij dat vroeger. De buurman ziet niet wat je hebt gekocht.’
‘Toch maar cadeaupapier, alstublieft.’
@Nel Goudriaan 7 juli 2019
Mieren marcheren over bloedhete klinkers in mijn tuin. Voor de keukendeur lijken ze even te aarzelen, maar dan trekt de stoet resoluut verder. De siennakeukentegels kleuren zwart. Ze wandelen omhoog richting het aanrecht en de keukenkastjes om uiteindelijk lunchpauze te nemen. De pot met zelfgemaakte kruisbessenjam lonkt.
Ik laat ze met rust en neem plaats onder de parasol. Een reiger vliegt op met luide schreeuw en landt zonder pardon boven me. Klodders wit vallen naast me neer. Ik zou een tuinslang moeten pakken, maar de zinderende zomerzon brandt te fel om op te staan.Mijn ogen vallen dicht.
@ Nel Goudriaan, 27 juni 2019
Stil zitten ze aan de ontbijttafel. Zij vraagt hem boven zijn bord te eten, zodat de kruimels niet op het tafelkleed vallen. Samen doen ze de boodschappen: zij vraagt, hij pakt. Hij droomt soms van een ander leven.Zij is moe van het boetseren. De souplesse van zijn materiaal neemt af en ze kan slechts nog iets afbikken van de harde steen.De muren van de kamer, ooit wit, zijn nu muisgrijs . Ooit stelde hij voor ze zonnegeel te schilderen, maar dat ketste af op haar zwijgen.
Hardop leest hij een krantenkop voor: ‘Nooit te oud voor een cruise’.
Nel Goudriaan 23-06-2019
Ze staan stil bij het museum. Allebei gekleed in beige broek en donkerblauw shirt. Hij draagt sneakers met oranje randen. Zij draagt een zilveren ketting; op haar hoofd leunt tevergeefs een zonnebril. ‘Raar weer vandaag, zegt hij.‘De buienradar voorspelde zon,’ zegt zij.
In het restaurant nemen ze plaats. Hij leest de krant; zij pakt een kleurplaat. ‘Ook voor volwassenen is kleuren leuk en rustgevend,’ merkt de ober op.De man staat op en loopt onrustig heen en weer. ‘Zullen we dan maar die rondleiding doen, nu we hier toch zijn?’‘Ach ja, wat moeten we anders,’ antwoordt zij.
@Nel Goudriaan 25-06-2019
In alle vroegte stap ik de deur uit en loop naar het water. Ik zie hoe de hemel langzaam rood kleurt, hoe libellen en waterjuffers dansen. Ik luister naar kikkers die hun lied kwaken, wacht tot de morgendauw oplost in de warmte van de zon.
Ik laat me wiegen in een witte roeiboot, zonder doel. Er bestaat geen tijd, er is alleen maar ruimte, eindeloze ruimte. Ik gooi mijn mobiele telefoon overboord en zie hoe deze naar de bodem zakt. Mijn lijf tintelt, de warmte van de zon koestert me.
In de verte loeit een koe, ik loei terug.
@Nel Goudriaan 18-04-2019
Zacht glanst het licht over de harde steen. Haar handen strijken over de marmeren tafel. ‘Mijn paleis is het jouwe,’ had hij gezegd. Slechts één voorwaarde noemde hij: ‘Alle kamers zijn tot je beschikking, behalve de zolderkamer.’ Ze schrijdt door de gangen, loopt de trap op en bekijkt haar spiegelbeeld in de badkamer.
Alsof ze geen regie meer heeft over haar eigen benen neemt ze de zoldertrap. De sleutel blinkt haar tegemoet. Er is geen weg terug. De deur gaat open en sluit zich. Zeven langwerpige marmeren kisten staan op een rij. Gesloten, één open kist ernaast. Ze huivert.
@Nel Goudriaan 18-05-2019
Ik gooi een volle vuilniszak met een zwaai de container in. Dat is één.
Hij houdt van merkkleding, liefst zo duur mogelijk. Natuurlijk kan ik zijn maatpakken verkopen, maar van hem wil ik geen euro, geen cent. Hoppa, daar gaat weer een zak. Wat een opluchting. Als hij straks thuis komt, is de container opgehaald. Morgenochtend merkt hij dat zijn kledingkasten leeg zijn. Hij zal naakt voor de spiegel staan als een keizer zonder kleren. Eindelijk toont hij zijn ware aard. Niet aan mij, ik heb de deur achter me dichtgetrokken en laat hem achter in zijn lege fantasiewereld.
@Nel Goudriaan 20-04-2019
‘Nodig je háár ook uit op je feestje, Chantal?’
‘Ja, ik vind het zielig dat zij wordt buitengesloten.’
Mylène richt zich tot de anderen van het groepje: ‘Hóren jullie dat? Ze heeft her toch zeker aan zichzelf te danken? Kom, meiden, we gaan even in conclaaf.’
Zes vriendinnen lopen naar de andere kant van het plein.‘
Vanaf nu verbied ik jullie om met Chantal te praten. Laat haar maar samen met die trut kletsen.’
‘Je hebt helemaal gelijk, Mylène.’‘Wisten jullie trouwens dat Chantal ...?’
‘Oh, nee, echt?’
De bel gaat.
‘We appen nog, denk erom wat ik zojuist zei.’
@ Nel Goudriaan 11-04-2019
Vanuit de verte ziet hij haar staan met haar rode krullen. Ze staat bij de brug en leunt voorover. De contouren van haar bollende buik zijn zichtbaar. Er gaat een schok door hem heen. Zou ze daarom ...?
Die ochtend voelde hij een onweerstaanbare drang naar zijn geboortedorp te gaan. Maandenlang had die plek gemeden. Nooit meer wilde hij haar zien na haar botte afwijzing, toen hij opeens vlinders in zijn buik voelde. Ooit was ze zijn maatje, zijn jeugdvriendin.
Hij versnelt zijn pas. Dan staat hij naast haar, ruikt haar vertrouwde parfum.
'Ik ben er,’ fluistert hij.
@Nel Goudriaan 11-04-2019
Niet in huis voetballen,’ roept moeder.
Lowie trapt de bal nog eens keihard tegen de muur. Op de achtergrond huilt zijn babybroertje.
‘Ophouden, nú, schreeuwt ze.
Nogmaals geeft hij de bal een trap, maar nu klinkt gerinkel van glas. Op de stenen ondergrond liggen glasscherven en de resten van een zeilboot.
De baby krijst.
Lowie loopt zijn kamer binnen, gaat in bed liggen met de dekens over zich heen. ‘Het laatste dat hij voor me maakte. Alles is kapot nu.’
Dan voelt hij haar hand op zijn hoofd. ‘Mis jij hem ook zo, jongen?’
De baby is eindelijk stil.
@Nel Goudriaan 07-04-2019
Ze neemt plaats bij het zwembad. De lucht is grijs, het is twintig graden. Te koud voor een bikini. Haar roze truitje trekt strak om haar weelderige borsten.
Verveling slaat toe. Waarom besloot ze de vakantie door te brengen in dit verlaten oord? Op de foto’s was het een paradijs met palmen en een strakblauwe lucht. ‘Lolita’ ligt opengeslagen op de tafel achter haar.
Ze kijkt naar het jonge meisje aan de overkant. Haar lange benen uitgestrekt op de rand van het zwembad. Haar slanke bovenlijf bedekt met een minuscuul topje. Ze huivert, een gevoel van heimwee overvalt haar.
@Nel Goudriaan 18-03/2019
‘Mama, Cavia wil niet met me spelen.’
‘Misschien slaapt hij.’
‘Maar zijn buik gaat niet op en neer.’
Ik loop naar de kooi en zie het meteen. ‘Paul, kom eens bij me zitten. Ik moet je iets vertellen: Cavia is dood.’
‘Net als die mug vorige week?’
‘Ja.’
‘Heb jij Cavia ook doodgeslagen, hij was toch lief?’
‘Nee, natuurlijk niet, jongen.’
‘Kan de dokter hem weer beter maken?’
‘Dat kan helaas niet.’
‘Moet hij nu onder de grond net als opa ?’
‘We begraven hem straks samen.’
‘Mag hij naast opa liggen, dan is hij meer niet zo alleen.’
@Nel Goudriaan 19-02-2019
Haar trouwjurk sleepte door de modder en kleurde zwart van onderen. Maandenlang waren ze bezig geweest met de voorbereidingen. De bruiloft was tot in de puntjes geregeld, vooral door moeder en schoonmoeder. Samen kozen zij de designmeubelen voor de patiowoning. Ze protesteerde, maar haar verloofde suste: ‘Schatje, laat ze. Ze bedoelen het goed.’
Slechts één wens werd na protest vervuld: een witte duif. De kreet van Schoonmoeder: ‘zo romantisch’ gaf de doorslag. De blikken van verbaasde voorbijgangers deerden haar niet. Vanuit de verte hoorde zij haar naam roepen. De witte duif spreidde haar vleugels en vloog de vrijheid tegemoet.
@Nel Goudriaan 13 februari 2019
Kleuren overweldigen haar. Vooral het felle geel doet pijn aan haar ogen. Waren ze altijd al zo luidruchtig aanwezig?
Ze loopt naar de rozenstruik, de zoete geur bedwelmt haar. Het gras is bezaaid met madeliefjes, die fel oplichten in de zon. Met haar handen streelt ze over het gras, nog nat van de morgendauw. Een koolwitje fladdert boven de hortensia. Ze kijkt hem na als hij wegvliegt. Haar benen trillen, ze wankelt door de openslaande tuindeuren naar binnen.
Weer in de kamer schuift ze de gordijnen dicht. Veilig in haar cocon. Ze is nog niet klaar voor het licht.
‘Voor je uit kijken. Maak geen oogcontact met anderen.’
Mijn pols knelt, zijn hand raakt de mijne. Hij bepaalt het ritme; willoos loop ik met hem mee.
‘Goed zo, je laat je verzet varen,’ fluistert hij.
We naderen een stiller gedeelte van de stad. Niet langer houd ik mijn hoofd gebogen.
‘Maak me los, vertrouw me,’ smeek ik, ‘ik loop niet meer weg.’
‘Dat vertrouwen heb je voorgoed verspeeld.’
We lopen onze woonstraat in. Hij steekt zijn hand op tegen de buren. Weer thuis ontsluit hij de handboei. Mijn pols ontspant. Deuren en ramen gaan op het nachtslot.
Lang aarzelde ze, maar toen hij haar vroeg samen te wonen, zei ze volmondig ‘ja’.
Het bleek een goede beslissing te zijn: hij was vrolijk, galant, opende deuren en hing haar jas op.
De eerste morgen kwam hij de slaapkamer binnen met een ontbijt voor twee: vers geperste sinaasappelsap, een gekookt eitje, broodjes, koffie en croissants. Ze at vol smaak. Hij ruimte alles op, zelfs de kruimels in het bed.
‘Heerlijk, schat, wat ontzettend lief van je.’
Hij glimlachte en zei: ‘Je weet nu precies hoe het moet. Vanaf morgen verwacht ik dat jij dagelijks de honneurs waarneemt.’
De tassen propte ik onder de tafel en ik bestelde een club sandwich. Een paar dames, zo te zien net terug van de kapper, namen plaats aan de tafel naast me.
Misprijzend keken ze naar mijn tassen.
‘Bespottelijk dat ze hier huismoeders toelaten met boodschappentassen. Zo ordinair.’
Ik deed alsof ik niets hoorde, pakte een boek en begon te lezen.
‘Niet normaal, zeg, lezen aan tafel. Wat onhygiënisch,’ sprak de andere dame op hoge toon. Ik heb trouwens al mijn boeken weggedaan. Stofnesten zijn het.’
Mijn club sandwich arriveerde. Zij bestelden een groene salade en water voor de hond.
‘Mama, mag ik een hond?’ vraagt mijn vijfjarige zoon.
Deze vraag vrees ik al sinds hij geboren is. Elk kind wil op een gegeven moment een hond.
‘We gaan naar de Kringloopwinkel om een mooie uit te zoeken.’
‘Maar dat is geen echte. Ik wil er een om mee te rennen.’
‘Het is zielig voor de hond als jij naar school bent en ik naar mijn werk. Dan gaat hij huilen, omdat hij zo alleen is.’
Een diepe rimpel verschijnt boven zijn ogen.
‘Maar mama, dan kopen we er toch gewoon twee. Dan kunnen ze samen de hele dag spelen.’
Met mijn zoontje van vijf stap ik in de bus. Hij struikelt over een hond die breeduit over het middenpad ligt.
Luidkeels begint het beest te blaffen.
‘Rothond,’ roep ik.
De bazin werpt me een vuile blik toe: ‘Laat dat rotjong van jou beter uitkijken.’
‘Houd dat beest binnenboord, trut,’ schreeuw ik.
‘We vertrekken,’ klinkt het door de luidspreker. Woedend loop ik door. De andere passagiers zwijgen.
‘Ach gossiepossie, Fifi, heb je zo’n pijn. Trapte die stoute jongen op je?’ kweelt Bazin.
Mijn zoon huilt. ‘Mama, ik kon er niets aan doen, ik dacht dat het een kleedje was.’