Aan verjaardagen deed hij niet. ‘Flauwekul,’ vond hij.
Het liefst was hij alleen. Vaak zat hij in zijn donkere kamer.
Eens per jaar kwam hij langs om portretten te maken van de familie. ‘Lach allemaal even naar het vogeltje,’ zei hij. Zijn gezicht bleef strak, maar de foto’s straalden vrolijkheid uit.
De laatste jaren fietste hij met mijn tante samen op de tandem, omdat suikerziekte zijn voet had opgeëist. Eén keer heb ik een glimlach bij hem gezien, toen hij een Atalanta fotografeerde.
Op een dag in november droeg hij opeens een zonnebril.
Fotograferen deed hij daarna niet meer.
@Nel Goudriaan 16 juli 2018
Hij had een groter cadeau verwacht, maar laat dat niet blijken. Voorzichtig opent hij het en kijkt verbaasd naar het witte zakje. Er staat met kleine ‘letters: “fietsenzaad”.
‘Wat is dát?’
‘Precies wat er staat.’
‘Hier is de gebruiksaanwijzing: inzaaien, dagelijks water geven en een keer per week extra voeding.
Hij stopt de zaadjes in de grond. In het begin kijkt hij elke dag, later minder. De herfst en de winter gaan voorbij zonder dat er iets gebeurt.
Maar dan, op een zonnige voorjaarsmorgen ontspruiten een stuur, een zadel en een lamp uit de grasmat. Een fietsbel rinkelt vrolijk.
@Nel Goudriaan 4 juli 2018
‘Draagt u die allemaal?’ vraag ik mijn tante, terwijl ik naar haar overvolle kledingkast kijk.
‘Nee, sommige jurken of broeken heb ik nog nooit aangehad. Strakke blouses of T-shirts draag ik niet meer.’
‘Waarom koopt u ze dan?’
‘Ik houd van winkelen. Als ik me ellendig voel, word ik daar vrolijk van.’
Ze strijkt liefkozend over het blauwe wollen vest dat ze de laatste tijd vaak draagt.
‘Van oom Piet gekregen na mijn laatste kuur. De eerste keer dat hij voor mij een kledingstuk kocht.’
‘Je ziet er bijna niets van,’ zegt ze.
Ik knik.
‘Een prachtig vest.’
@Nel Goudriaan 3 juli 2018
Ze aarzelt bij de deur.
‘Durf je soms niet?’
‘Natuurlijk, maar ik weet niet, ...’
‘Ik geloof er niets van. Je hebt het gewoon niet voor me over.’
Haar hart gaat wild tekeer, de wereld om haar heen draait.
Als ze niet doet wat hij vraagt, is ze hem voorgoed kwijt.
Met een tasje onder haar arm komt ze terug. Hij neemt het onmiddellijk van haar af.
‘Heb je alles? Het geld, de sieraden?’
Ze huivert als ze ‘s avonds ziet hNoe haar moeder huilt op zoek naar haar dierbare sieraden.
Hij appt haar: ‘Er is vast veel meer geld.’
@Nel Goudriaan 18 maart 2018
Op de zolder na is het huis leeg. Er staan vele dozen en koffers. Herinneringen liggen verscholen onder het spinrag. Ik begin met opruimen en zie ik een ongeopend postpakket met daarop de naam van mijn opa, de postzegels ongestempeld. Het bevat een doosje met daarin een lege notendop en een brief in het handschrift van mijn oma:
Beste Jan, onze relatie is een lege dop. Binnenkort vertrek ik naar naar mijn geboorteland Indonesië. Deze eenzaamheid verdraag ik niet langer …
Verdriet overvalt me, als ik mijn oma weer voor me zie met die onbestemde blik vol heimwee en verlangen.
Nee
‘Met Maaike Zwart.’
‘Een hele goede middag, spreek ik met mevrouw Zwart?’
‘Ja.’
‘Hebt u een momentje?’
‘Nee.”
“Ik bel u om …’
‘U hoort me toch?’
‘Ik …’
“Nee, nee en nog eens NEE! Ik koop niets via de telefoon.’
“U bent winnaar van de Bankgiroloterij.”
“Ik wíl niet winnen. Nu niet en nooit niet.”
‘Je bent altijd een vechter geweest, waarom zou je nu opgeven?’
‘Ik vecht niet tegen windmolens.’
‘Kom op, als je nu de strijd staakt, ben je zeker een verliezer.’
‘Je plaatst me in het verkeerde scenario.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Moet ik het spellen? Ik vecht graag met gelijkwaardige tegenstanders. Nu is er een complete legermacht die alles van binnen vernietigt.’
‘En je kijkt alleen maar toe?’
‘Ik accepteer het leven zoals het komt.’
‘Een dooddoener.’
‘Wat denk je van die andere:
-Na een moedige maar oneerlijke strijd-?’
‘Gelukkig ga je met mij nog wel de confrontatie aan.’
De vraag
De vraag komt als een donderslag bij heldere hemel:
‘Wil je met mij verder?’
‘Na al die jaren?’ stamel ik.
‘Ik weet het zeker.’
Ik sluit mijn ogen: eindeloos vrijen op het strand. naakt de zee inrennen, broodjes smeren en altijd weer het onvermijdelijke afscheid. Daarna het wachten, de eenzaamheid, het verlangen. Ik heb me erbij neergelegd dat we slechts genoten van de krenten in de pap.
‘Wat ben je stil. Ben je niet blij dat ik eindelijk de knoop heb doorgehakt?’
Hij neemt me in zijn armen. Ik huil.
‘Het is te laat, we lieten onze tijd voorbijgaan.’
Zilverschoon
‘Was het weer gezellig met oom Peter gisteravond?'
'Ja hoor,' mompelt ze.
‘Zo fijn, dat hij hier zo graag oppast.’
‘Spreken is zilver, zwijgen is goud,’ dreunt het na in haar hoofd. ‘Het is ons geheim.’
Ze proeft nog steeds de vieze smaak in haar mond. Het glas cola nam deze niet weg.
Op tafel staat de vaas met bloemen die ze voor haar moeder plukte uit de tuin: zilverschoon.
Ze glanzen prachtig.
Tranen prikken in haar ogen. Ze kan niet langer zwijgen: van geheimen heeft ze haar buik vol.
‘Mam, ik moet je iets vertellen.’
Overzijde
‘Zal ik je begeleiden naar de overzijde?’ vraagt hij. ‘Het is gratis; je hebt tijdens je leven al genoeg betaald.’
‘En dan?’
‘Ik laat je daar alleen.’
Ze kijkt naar het zwarte water van de rivier. Het boezemt haar angst in. Aan deze zijde is het vertrouwd en veilig. Of is dat maar schijn?
Ze stapt in de boot.
‘Er is geen weg terug,’ zegt hij.
Ze sluit haar ogen.
Als ze haar ogen opent, ziet ze de intens groene kleur van een weide. Een witte vogel strijkt neer op haar schouder. Heel voorzichtig raakt ze haar vleugels aan.
Het was lente. We speelden met zijn vijven in het bos. Jaap was er die dag niet bij. Eigenlijk was ik daar stiekem een beetje blij om, want hij kon soms echte pestkop zijn.
Thuis hoorde ik dat hij ziek was. In de keuken fluisterden mijn ouders. Ik verstond alleen: ‘hoofdpijn, erge hoofdpijn.’ Daarna waren ze extra bezorgd om mij ...
Er ging een week voorbij. De dag waarop hij stierf, scheen de zon uitbundig. Een merel zong en de prunus stond in volle bloei. Zonder hem. Voor het eerst besefte ik dat het leven eindig was.
Er hangt een droevige sfeer in het ooit zo vrolijke tuincentrum. Geuren en kleuren zijn verdwenen, de papegaaien en goudvissen hebben een nieuw onderkomen gevonden.
Her en der staan nog enkele verpieterde groene planten voor een habbekrats te koop.
Ik loop verdwaasd rond met mijn karretje en groet de jongen in het groene bedrijfs-T-shirt, die -zoals altijd- met een gieter rondloopt. Ik koop een paar plantjes.
Bij thuiskomst blijken het bananenplanten te zijn, die heel groot kunnen worden.
Ik zal ze koesteren en nodig alvast de eigenaar en zijn vrouw uit voor de bananenparty over vijf jaar.
@ Nel Goudriaan juni 2018
Een wit gezicht, met een zakdoek veegt ze over haar ogen. Wat is er gebeurd, denk ik. Is ze op straat gezet? Ze draagt een lijzige spijkerrok, een donkerrood jack en daaronder stevige stappers met sokken. Alsof ze haar kledingkast heeft opengedaan en de eerste de beste kledingstukken bij elkaar raapte. Ze torst een zware legergroene rugzak. Haar mondhoeken hangen naar beneden.
In de bus komt ze naast me zitten. Haar stem klinkt hoog en ijl: ‘Ik heb het zo koud, negen minuten moest ik wachten.’
Langzaam keert de kleur terug op haar gezicht. Ze glimlacht: ‘Lekker warm hier.
’Nel Goudriaan @ 17 november 2018
‘Je moeder is zeker weer de hort op,’ zegt ze.
Tante Jo zit in haar armstoel voor het raam. Haar buik bolt en haar mondhoeken krullen naar beneden. Haar knot staat stijf in het gelid. Het gesteven kraagje van haar bloemetjesjurk is kreukvrij.
‘Jij ziet er weer slonzig uit vandaag met dat dunne vest,’ vervolgt ze.
‘Zullen we gezellig samen een kopje thee drinken, tante?’
‘Wat een rotwoord, gezéllig.’
Ik neem twee kopjes uit het dressoir. Mijn oog valt op een vergeelde foto van een danseres: jong, slank en beeldschoon.
Op de achterzijde staat geschreven: ‘Josefine 1946’.
@Nel Goudriaan 1 maart 2018